Miniatuur
Op een aantal gebieden is er een gunstige evolutie wat betreft rookstop. Om maar enkele aspecten te benoemen: in tegenstelling tot vele van onze buurlanden beschikken we met de tabakologen over kwalitatief hoogstaand opgeleide rookstopspecialisten, de Vlaming en Nederlandstalige Brusselaar vinden meer en meer de weg naar de tabakoloog (het aantal rookstopconsultaties gaat in stijgende lijn - het laatste COVID-19-jaar buiten beschouwing gelaten), we hebben een goedwerkende quitline (Tabakstop 0800 111 00) en er is een terugbetalingssysteem voorzien voor rokers die beroep doen op een tabakoloog. Vanop afstand lijkt het alsof we er in geslaagd zijn op enkele jaren tijd een performant en adequaat rookstopbeleid uit te werken. Maar wanneer we inzoomen op de details kunnen we echter niet anders dan constateren dat een aantal fundamentele problemen, gemiste opportuniteiten en onvolmaaktheden een grote schaduw werpen over deze positieve evolutie. 

De VRGT heeft samen met Stichting tegen Kanker een volledig dossier 'Meer inzetten op rookstop' uitgewerkt. Vanuit de Alliantie voor een rookvrije Samenleving (een groep van 9 organisaties die de handen in elkaar slaan om sterker te wegen op beleidsaanbevelingen) wordt dit rookstopdossier aangekaart bij alle bevoegde ministers: zowel op het federale niveau als op het niveau van de deelstaten.

In Vlaanderen zijn de tarieven die een tabakoloog mag aanrekenen voor rookstopconsultaties geplafonneerd. Dit systeem, goed bedoeld om de rokers te beschermen tegen al te dure rookstopsessies, houdt evenwel risico’s in. Ten eerste zijn veel tabakologen hoger-opgeleide gezondheidsprofessionals die na hun master aanvullend investeerden in een extra opleiding tot tabakoloog. Ten tweede is er geen ruimte voorzien voor indexatie van de voorziene tarieven. Willen we dit beroep aantrekkelijk houden, dan zullen meer markt-conforme verloningen moeten worden voorzien.

Ook voor ziekenhuizen brengt rookstopbegeleiding financieel niet op. Daarenboven worden ze ook geconfronteerd met de complexiteit van de facturatie. Het is belangrijk een evenwicht te vinden tussen het toegankelijk maken van rookstopbegeleiding voor de (kwetsbare) roker en een voldoende financiële compensatie voor de zelfstandige tabakoloog in het ziekenhuis en voor het ziekenhuis zelf. Het zou spijtig zijn om de reeds opgeleide rookstopspecialisten en de investeringen die werden gedaan om een degelijke opleiding tabakologie te organiseren, zomaar te verliezen omdat het beroep en de tewerkstellingskansen niet aantrekkelijk genoeg blijven voor de betrokkenen.

Vanuit de doelstelling om verschillende doelgroepen, waaronder de kwetsbare rokers, te kunnen bereiken en deze toe te leiden naar de meest effectieve vorm van rookstopbegeleiding, bieden ziekenhuizen een belangrijk ankerpunt. Een ziekenhuisopname is een ideale gelegenheid voor een rookstop (zie bijvoorbeeld: Rigotti, Clair, Munafo,& Stead, 2012). Opgenomen patiënten maken in deze context de link tussen hun gezondheid en rookgedrag, ze voelen zich bovendien soms te ziek om te roken en ervaren in een ziekenhuisomgeving drempels om te roken. Bovendien heeft stoppen met roken een positieve impact op zo goed als alle behandelingen (minder peri- en postoperatieve complicaties, betere wondheling, impact medicijnen, ...) waardoor rookstop naast een preventieve ook als een curatieve behandeling kan aanzien worden. Hoewel hier internationaal consensus over bestaat en ook door Belgische auteurs (Loof, Dhooghe, Salhi, & Derom, 2014) gepleit wordt voor het belang en de meerwaarde van rookstop tijdens - idealiter vier weken voorafgaand aan - een ziekenhuisopname, worden aanknopingspunten in Belgische ziekenhuizen onvoldoende aangegrepen.

Een fundamentele schakel in een goed rookstopbeleid binnen ziekenhuizen is de aanwezigheid van de tabakoloog alsook van andere gezondheidsprofessionals getraind in het voeren van minimale motiverende rookstopinterventies. Hoewel gesprekken met een tabakoloog - in beperkte mate - gefinancierd worden (in Vlaanderen gebruik makend van het systeem van terugbetaling voor tabakologen, in Wallonië en Brussel in hoofdzaak vanuit de CAF’s), blijft het een verhaal van gemiste kansen.

Op verschillende vlakken kan er in de ziekenhuiscontext nog vooruitgang geboekt worden door meer in te zetten op internationaal beschreven kwaliteitsindicatoren van een goed rookstopbeleid. Het consequent bevragen en dynamisch registreren van de rookstatus, het voeren van een kort rookstop-/doorverwijsgesprek, het vrij beschikbaar maken van NRT om de rookstop tijdens een ziekenhuisopname draaglijk te maken, doorverwijzen naar een tabakoloog in het ziekenhuis en aandacht voor zorgcontinuïteit (doorverwijzing) na ontslag zijn belangrijke kwaliteitsindicatoren (Global Network for Tobacco Free Health Care Services; Joint Commission International; Surgeon General; Ottawa Model For Smoking Cessation). Meer nog, het zijn internationale kwaliteitsindicatoren die niet worden betwist en een evidentie zouden moeten zijn. Vertaald naar de Belgische situatie zou een gestroomlijnd rookstoptraject in een ziekenhuis er als volgt kunnen uitzien:

Ziekenhuizen moeten voldoende structurele middelen krijgen om tegemoet te kunnen komen aan deze kwaliteitsnormen. Het is de verantwoordelijkheid van de overheid om ziekenhuizen (financieel) aan te moedigen de keuze voor een doorgedreven rookstopbeleid een evidente keuze te maken. En te zorgen voor uniformiteit tussen de ziekenhuizen. Op de kennisbank werd een uitgebreid dossier over de ziekenhuizen beschikbaar gesteld. Dit dossier werd mee geïnspireerd door de geformuleerde conclusies uit de Werkgroep Ziekenhuistabakologen 2020.

De COVID-19-crisis die volop woedt, de ziekenhuizen die kreunen onder de werkdruk, een nieuwe federale minister van Volksgezondheid die nog werk moet maken van een aangepaste ziekenhuisfinanciering en die zich reeds engageerde om de accijnzen op tabakswaren te verhogen, enzovoort: dat waren allemaal signalen voor ons om de problemen bij rookstop meteen aan te kaarten bij onze beleidsmakers.